Emmanuel Lambion - "Clic",
Brussel, 2003







Clic

Tentoonstelling Clic, Centre Culturel de la communauté Francaise Wallonie-Bruxelles Le Botanique, Brussel, 2003


Verstrengeld, geklemd, overlappend, verward, in elkaar schuivend, recht, omgekeerd, rechtop, liggend, hangend, omvergeworpen, verheven, omgevallen, twee geïsoleerde, samengevoegde figuur-objecten, het ene blauw, het andere rood, tweevoudig en verenigd. Koppeling. Clic.

Op een witte geschilderde achtergrond. Gepersonalisserde stillevens of gedeshumaniseerde portretten, geïndividualiseerde voorwerpen, menselijk gemaakt door de emotie die ze overbrengen, of geobjectiveerde figuren, herleid tot hun meest mechanische essentie?

Twee figuren, ontworpen in functie van elkaar, polijsten dus met kracht en soberheid de open reeks, in the making, van deze kleine vierkante en genummerde doeken van Françoise Vigot.
Gelijkaarding maar toch verschillend worden deze doeken enkel van elkaar onderscheiden door de diverse combinaties en verbindingen van hun protagonisten, die op hun beurt hun seksuele anders-zijn? hun verschil in temperament? slechts bevestigen door hun antagonistische kleuren.

Verleiding, strijd, paring? De schilderkunst, het beeldend gebaar legt de ogenblikkelijke Eeuwigheid, de broze naaktheid van deze intieme ontmoetingen vast.

Het serienummer identificeert en de hoeveelheid geeft zin: uit de herhaling binnen de diversiteit welt de metaforische waarde op van deze botsingen.

De klassieke techniek van een schilderwerk, bestaande uit lagen en pensselstreken, wordt op sensuele wijze verzoend met de aard van het afgebeelde onderwerp.

Vigot:“ Schilderen is een gebaar van liefde: het onderwerp heel sterk aanvoelen, het doek onophoudelijk strelen. Corpus, en zelfs leven geven.”
“De strelingen zijn complimenten.
ik ben beleefd. Ik maak complimenten.
Ik complimenteer mijn doek.
Ik streel en streel, steeds opnieuw.
We bekijken eklaar vaak.
Het is en gesprek.”

Naast deze toneelstukjes, die allemaal variaties op poses vormen, zijn er grotere, veel grotere doeken, waarop gekleurde bollen worden afgebeeld die als hoofd voor de personages dienen: portretten waarin Françoise Vigot, gefascineerd door de ondoorzichtigheid van het volume en door de eindeloze verscheidenheid van lichttrillingen die erdoor worden opgewekt, de emotie van het sculpteren van de bol aanvoelt en overbrengt door middel van fragiele penseelstreken.

Van het doek dat wordt uitgerokken tot het kussen dat wordt opgevuld, gaan we over tot de derde declinatie van de picturale schrijfwijse van Clic. De drager, een ideale metaforische omzetting van de uitgebeelde omarmingen, is hier dus het kussen (‘coussin’, van het vokslatijn ‘coxinus’;, een verkleinwoord afgeleid van ‘coxa’, dij), een van die voorwerpen die je omarmt, stevig beetpakt of naar believen samenperst. Het kussen, zacht en teder, een beeldhouwerk dat zowel week is als gevoelig bij het aanraken, biedt desondanks een zekere weerstand. In de plooien en de andere naden die het oplegt aan zijn compositie, snijdt zijn levende materie, assembleert ze en stelt ze samen.

Vigot: “De kunst is een toestand van ontmoetingen.”

Haar kunst, verfijnd en broos, voelt, overpeinst en verenigt het onderwerp, de drager, de schilderkunst. Met evenveel scheuren en plooien als punten van vereniging en ontmoeting.